Techniek

Een vleugje molengeschiedenis

De mens begon te malen van zodra hij graan gebruikte als voedsel. Lang voor hij erin slaagde water- en windmolens te bouwen, had hij al ontdekt dat graan gemakkelijk verteerbaar is op voorwaarde dat het omhulsel rond de korrel wordt verwijderd en de graankorrel wordt gemalen.

In onze streken wordt al sinds ca. 2000 v. Chr. graan geteeld: vermoedelijk eerst gerst en later ook tarwe, haver en rogge. In het begin werd op een heel primitieve wijze gemalen: graankorrels werden platgewreven op een soort van wrijfsteen, werk dat vooral door vrouwen, slaven of misdadigers werd verricht. Later werden draaiende handmolens of kweernen gebruikt.  Malen werd eenvoudiger en minder vermoeiend. Nog later werden paarden of ezels ingezet om molenstenen aan te drijven in zogenaamde rosmolens. Zowat 100 jaar voor Christus werden watermolens gebouwd en werd lichamelijke energie vervangen door de kracht van water.

Het vermoeden is zeer groot dat het oudste type van (verticale) windmolen, een houten molen of staakmolen, een Vlaamse uitvinding is.  De eerste betrouwbare vermelding van een dergelijke molen dateert uit 1183. Het gaat om een molen in Wormhout, dat nu in Frans-Vlaanderen ligt, maar toen tot het graafschap Vlaanderen behoorde.
Een andere reden om Vlaanderen de bakermat van windmolens te noemen, is het feit dat windmolens in geen enkele andere streek een dergelijke technologische perfectie bereikten. Stenen molens, door molenaars bovenkruiers genoemd, zijn in de 14de/15de eeuw in Vlaanderen verschenen.

Pakweg 200 jaar geleden telde Vlaanderen, naast vele honderden watermolens, zowat 3000 windmolens. Dit grote aantal bewijst dat molens eeuwenlang vanuit maatschappelijk oogpunt van uitzonderlijk belang waren. Ze maalden graan, schors en cichorei, sloegen olie, smeedden ijzer, zaagden hout, vervaardigden papier.

Nu zijn er nog zowat 250 maalvaardige molens in Vlaanderen. Die forse achteruitgang heeft drie grote oorzaken: de opkomst aan het eind van de 19de eeuw van heel wat rendabelere stoommachines en industriële maalderijen, de verwoestingen tijdens de Eerste Wereldoorlog en stormen die aftakelende molens onherstelbare schade toebrachten.

Gelukkig is de laatste jaren de belangstelling voor die eeuwenoude werktuigen weer sterk toegenomen. Molenverenigingen zoals de vzw Oost-Vlaamse Molens proberen die oude werktuigen van de ondergang te redden, adviseren bij molenrestauraties, organiseren molendagen en leiden zowel jonge als oudere mensen op tot molenaar.

Samen streven ze ernaar dat molens opnieuw levende monumenten worden en geen museumstuk of een taverne. Een molen bezoeken is eerbied betuigen voor het technisch vernuft van onze voorouders en dankbaar zijn voor de culturele rol die vrijwillige molenaars vervullen.

Terug naar boven